header

Het schilderij

Het schilderij, gemaakt in op 16 mei 1946 in Soemedang, West-Java, heeft de maker, Otto Djajasoentara eind 1946/begin 1947 geschonken aan Henk van Randwijk. De toenmalige hoofdredacteur van Vrij Nederland verbleef in die periode op reportagereis in Indonesië. Volgens zijn weduwe Ada van Randwijk-Henstra (1912), was Henk getroffen door het beeld van de omhooggestoken, nationale Indonesische rood-witte vlag waar mensen, vervuld van hoop op een nieuwe toekomst, achteraan liepen. Henk had kort na de oorlog in Nederland ooit een dergelijke scene gezien waar joodse kinderen bezwangerd door eenzelfde ideaal achter een Israëlische vlag met Davidsster aan lopen. Het doek heeft vele jaren in het huis van het echtpaar Van Randwijk gehangen tot Ada in 2004 moest verhuizen van haar huis in Ilpendam naar een veel kleiner appartement in een verzorgingsflat in Buitenveldert. Daar ontbrak de ruimte het op te hangen. Ada besloot het werk te schenken aan de redactie van Vrij Nederland. Voorzien van een lijst en achter glas heeft het doek sindsdien een nieuwe plek gekregen in de donkere archiefruimte op het redactiesecretariaat aan de Raamgracht in Amsterdam. Verdere naspeuringen hebben uitgewezen dat de schilder later zijn naam heeft ingekort tot Otto Djaja (ook wel Jaya) en onder die naam in zijn land een redelijk grote bekendheid heeft verworven. In de jaren ’50 studeerde hij aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Hij werd in 1916 als Otto Djajasoentara geboren in Rangkasbitung (W-Java) en stierf in 2002.

Ogenblikken van genezing verscheen eind juli 2011 [2de herziene druk]

Waarom was alles in Nederlands-Indië zo drastisch misgegaan na de capitulatie van Japan? Waarom was ik destijds zo fel tegen Soekarno? Welke invloed heeft het koloniale milieu gehad op mijn denken over de na-oorlogse periode in Indonesië?
Dit zijn vragen die Peter Schumacher zichzelf stelt in Ogenblikken van genezing.

Peter Schumacher (81), oud-dagbladjournalist en schrijver van verschillende boeken over Indonesië, schetst de dramatische ontwikkelingen rond de dekolonisatie van het land. Hij doet dit aan de hand van nieuwe historische gegevens en exclusieve verhalen en getuigenissen. Schumacher volgt daarbij hetzelfde patroon als zijn oorspronkelijke, semi-autobiografische Ogenblikken van Genezing uit 1996.

Met een onbevangen blik verschaft Schumacher tot nu toe onbekende inzichten in de vaak nietsontziende strijdwijzen aan beide zijden van het conflict. Ook richt hij zijn pijlen op het tolerante beleid van generaal Spoor bij de vervolging van geweldsexcessen in eigen kring. Dit boek weerspreekt nadrukkelijk de stelling dat inmiddels alles over dit onderwerp wel is gezegd.

 

 

De pers schreef over Ogenblikken van genezing in 1996:

Harry Poeze (KITLV) in aanbeveling voor Nederlandse bibliotheken (NBD/Biblion): "Het geheel is een levendig, goed geschreven verhaal, mede door de vermenging van eigen ervaringen en historische feiten en ontwikkelingen. Door de aandacht voor de 'Indonesische' kant stijgt het uit boven het grote aantal Indische kampherinneringen en nostalgische verslagen."

Michiel Hegener in NRC Handelsblad: "Tussen alle persoonlijke bedrijven door is Ogenblikken van Genezing rijk gelardeerd met verklarende historische exposés: zeer lange voetnoten die naadloos in de tekst verwerkt zijn. (. . .) Schumacher vertelt goed en is veel gearticuleerder dan de gemiddelde terug-naar-toen-schrijver, en komt vaak met smakelijke details aanzetten."